Potvis (Physeter macrocephalus)
Wat weten we over de potvissen in de Straat van Gibraltar?
Meestal kunnen we potvissen al van ver herkennen. Tussen twee duiktochten drijven ze altijd een paar minuten op het watervlak en vullen hun bloed met zuurstof. Omdat het blaasgat bij potvissen zich aan de linkerkant van de schedel bevindt, wordt de blaaswolk schuin naar links voor uitgestoten: een duidelijk signaal dat het hier alleen om een potvis kan gaan.
Een schuine blaaswolk laat ons al van ver zien, wanneer een potvis is opgedoken.
Sommige potvissen herkennen we aan hun karakteristieke staartvin en we weten dat ze elk jaar verscheidene weken in de Straat van Gibraltar verblijven, voordat ze weer naar de Middellandse Zee zwemmen. Een potvis, die we Observador noemen, is daarbij bijzonder nieuwsgierig en zwemt heel dicht naar de firmm-boot toe.
Zelden ontmoeten we in de Straat groepen potvissen; doorgaans lijken ze alleen onderweg te zijn. En zelfs voor de ontmoeting met één enkele potvis heb je een tikkeltje geluk nodig. Des te indrukwekkender zijn de uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld in september 2017, toen we 10 potvissen in één keer konden waarnemen. (Een eiland gevormd door potvissen)
Beïnvloedt de oostenwind de aanwezigheid van de potvis?
Een verwerking van onze gegevens met betrekking tot de weersomstandigheden doet vermoeden dat er mogelijk een verband bestaat tussen potviswaarnemingen en levante-frequentie. Levante is de soms zeer sterke oostenwind, die verscheidene weken kan aanhouden – in zulke jaren noteren we over het algemeen minder potviswaarnemingen. Verneem hierover meer in ons Onderzoeksrapport over de potvis.
Potvissen zijn echte meesters in het duiken
Potvissen kunnen tot 80 minuten onder water blijven. Bij het duiken tilt de walvis de hele staartvin uit het water, alvorens hij loodrecht in de diepten van de Straat verdwijnt. Dit kunnen we vanaf onze boot telkens weer goed gadeslaan.
Een eigenaardigheid bij de potvis is de grote kop, die ongeveer een derde van de totale lengte bedraagt. Hier bevindt zich het zogenaamde spermacetikussen met een olieachtige, wasachtige vloeistof, de spermaceti (ook als walschot bekend). Met het spermaceti-orgaan controleert de potvis zijn echolocatie, waarvoor de spermaceti echter vloeibaar moet zijn. Als de potvis wil onderduiken, pompt hij water door zijn rechter neusgang. Daardoor koelt de spermaceti af, stolt bij 31 °C en wordt daardoor zwaarder, wat hem in de eerste 100 meter bij het onderduiken helpt. Door walvisvaarders wordt de spermaceti ten onrechte voor het sperma van de potvis aangezien.
Walvisvangst en andere gevaren
De spermaceti werd fataal voor de potvis, toen werd ontdekt dat daaruit smeermiddelen en brandstof voor olielampen konden worden gemaakt. De meedogenloze jacht op potvissen eindigde pas in 1982; tot de afname van de lokale populaties tussen 1920 en 1960 hebben vooral de walvisvaartstations van Algeciras en Ceuta bijgedragen.
Helaas is het bestand aan potvissen in de Middellandse Zee nog steeds bedreigd; hun aantal neemt verder af. Tot de huidige gevaren wordt onder andere de botsing met schepen gerekend. Ook de plasticvervuiling van de zeeën leidt steeds vaker tot meer sterfgevallen. Eind februari 2018 strandde in het Spaanse Middellandse Zeegebied Murcia een uitgehongerde potvis; in zijn maag vond men meer dan 29 kilogram plastic zakken, touwen, visnetten, enzovoort. Omdat potvissen hun prooi bewust opeten, vrezen we dat in de grotendeels leeggeviste Middellandse Zee de honger de dieren ertoe aanzet om gewoonweg alles te eten.
Interessante gegevens
- donkergrijs of donkerbruin lichaam
- kop maakt ongeveer ⅓ van de lichaamslengte uit
- blaasgat meestal aan de linkerkant van de kop
- hoog geblaas, dat schuin naar links voor wordt uitgestoten
- rugkam op het achterste derde van het lichaam (in plaats van een rugvin)
- zeer brede, diep ingesneden staartvin (bij het duiken duidelijk te zien)
- verkiest diepe wateren
Potvis (Physeter macrocephalus) | |
---|---|
Onderorde: | tandwalvissen |
Familie: | Physeteridae (potvissen) |
Afmetingen: | 11–18 m; 20–50 t |
Geboortematen: | 4 m; 1000 kg |
Levensverwachting: | 70–80 jaar |
Geslachtsrijp: | na 9 jaar (9–12 m) |
Voortplanting: | elke 5–7 jaar |
Draagtijd: | 14–15 maanden |
Zoogtijd: | 24–50 maanden |
Voedsel: | inktvissen, grote inktvissen, schaaldieren, vissen; 3 % van het lichaamsgewicht/dag |
Snelheid: | ongeveer 30 km/u |
Duikduur/-diepte: | tot 80 min, tot ca. 3.000 m |