Vogelobservatie in en rond Tarifa

Hier vindt u een kleine selectie van vogelsoorten, die u kunt zien op de tochten met firmm of op eigen houtje aan de kust en in het binnenland.

Sommige zijn trekvogels, die in de lente en in de herfst te vinden zijn. Maar het is de moeite waard altijd de ogen en oren open te houden en op zoek te gaan naar deze gevederde soorten.

Op de website van www.kommArt.com vindt u ook de omliggende gebieden, die gemakkelijk met een huurauto op maximum 1 uur rijtijd te bereiken zijn.

Tekst: Wikipedia, Foto's: Daniel Schneeberger, Mario Müller

Samengesteld door: Daniel Schneeberger, Zwitserland

www.kommArt.com
nature photography

Gorzen

Grauwe gors

Grauammer

De grauwe gors bewoont grote delen van de zuidwestelijke Palearctis: van de Canarische Eilanden, het noordwesten van Afrika, Portugal en Ierland naar het oosten tot aan de westrand van de Kaspische Zee. Verder zuidelijk of oostelijk strekt het gebied zich dan uit in twee tamelijk smalle zones: enerzijds tot in het zuidwesten van Iran en anderzijds tot in het zuidoostelijke Kazachstan.

De grauwe gors geldt als oorspronkelijk op de mediterrane zone en de steppezone zeldzame broedvogel, die zich alleen door de landbouw van de mens kon verspreiden.

Meeuwen

Geelpootmeeuw

Mittelmeermöwe

De broedverspreiding van de geelpootmeeuw reikt van Macaronesië, de kusten van het Iberische Schiereiland en de kust van Biskaje oostwaarts. Ze omvat grote delen van de Middellandse Zeekusten tot aan de Adriatische Zee en zuidwaarts tot Tunesië, de Pelagische Eilanden en Malta, de Egeïsche Zee, Kreta en Cyprus en strekt zich uit langs de Dardanellen, de Marmara Zee en de Bosporus tot in de Zwarte Zee, waar de soort in het westelijke deel en daar de Donau op, evenals aan de zuidoostkust voorkomt. Kleinere broedvoorkomens zijn er in Mauretanië, Libië, Israël en Egypte. Ook in het noorden van West- en Midden-Europa zijn er verspreide kolonies of afgezonderde nesten, zoals in Zwitserland, in Zuid-Duitsland, in Oostenrijk, Polen, Slowakije, Nederland en in Groot-Brittannië.

Kleine mantelmeeuw

Heringsmöwe

De kleine mantelmeeuw broedt overwegend aan de kust, maar is vooral op de Britse Eilanden, in Scandinavië en in het oostelijke deel van haar verspreidingsgebied ook op grote oppervlakte aan binnenwateren en in moerassen als broedvogel aan te treffen. Ze broedt op dezelfde plaatsen als de zilvermeeuw, waarmee ze ook socialiseert, verkiest in tegenstelling tot deze echter eerder vlakker terrrein met hogere plantengroei, zoals bijvoorbeeld heide of adelaarsvaren.

De kleine mantelmeeuw is slechts zelden als broedvogel aan rotsachtige kusthellingen te vinden. Daar mijdt ze blijkbaar erg de aanwezigheid van de zilvermeeuw.

Valken

Kleine torenvalk

Rötelfalke

De kleine torenvalk is een bewoner van open, droge, door de warmte beschermde en vooral prooirijke landschappen, zoals steppes of halfwoestijnen. Daarom bewoont hij intensief gebruikte landbouwgrond, als hij broedmogelijkheden en een hoge prooidichtheid vindt.

Daar, waar voldoende tolerantie door de mens heerst, werden ook kolonies aan stads- of dorpsranden vastgesteld, zelfs middenin grote steden, zoals in Sevilla.

Roofvogels

Zwarte wouw

Schwarzmilan

De nominaatvorm broedt in het grootste deel van Europa. De noordwestgrens van het gesloten verspreidingsgebied loopt door Noord-Frankrijk, Noord-België en Noordwest-Duitsland.

Schaars en in de oostelijke delen van het land afnemend, zijn de aanwezigheden in Oostenrijk en in Tsjechië. Ook in Polen, Oekraïne en de Balkan is de zwarte wouw slechts gebrekkig vertegenwoordigd. Ook op Cyprus en Sicilië komt de milvus migrans als broedvogel voor. Hij ontbreekt echter op de andere eilanden in de Middellandse Zee.

Wespendief

Wespenbussard

De wespendief bewoont ten minste gedeeltelijk beboste landschappen van alle soorten; de voorkeur wordt gegeven aan bosgebieden, die door open plekken of randen vol afwisseling opgebouwd zijn of die dicht bij afwisselingsrijke vochtgebieden liggen.

Het regelmatig voorkomen reikt van het laagland tot in de berggebieden. De hoogste broedbewijzen werden gevonden in de Alpen op ongeveer 1.500 m hoogte.

Dwergarend

Zwergadler

Het broedgebied van de dwergarend strekt zich uit van het westen van Noord-Afrika over heel Spanje en een strook door Frankrijk, van het noordoosten (Ardennen) tot aan de Pyreneeën in het zuiden.

Verder is er schaars broedvoorkomen in Oost-Europa, een verspreiding alom in Griekenland en het noorden van Turkije, en in de Kaukasus en in een strook van de Kaspische Zee, over het westen van Mongolië tot aan de Siberische taiga.

Slangenarend

Schlangenadler

In de West- en Centraal-Palearctis komt de slangenarend voor in de Maghreblanden, op grote delen van het Iberische Schiereiland, delen van Midden- en Zuid-Frankrijk, en oostwaarts over het Apennijnse Schiereiland, de Balkan, Klein-Azië en delen van de Kaukasusregio tot in het Elburs- en Zagrosgebergte.

Het broedvoorkomen is in Israël en, voor zover bekend veel kleiner, in Libanon, in Syrië, Jordanië en in het noordelijke deel van het schiereiland Sinaï.

Leeuweriken

Kuifleeuwerik

Haubenlerche

Over het algemeen prefereert de kuifleeuwerik open en droog weiland. Hij is echter ook aan veld- en straatranden, in industriegebieden, havens en in stadjes te vinden.

Ideaal zijn droge, warme vlaktes met een laag en schaars vegetatiedek, bij voorkeur op lemige zandgronden. Een verdergaande overbemesting van de bodem beperkt daarbij meer en meer geschikte leefgebieden.

Steltlopers

Bonte strandloper

Alpenstrandläufer

Als habitat heeft de bonte strandloper een voorliefde voor moddervlaktes, moerassen, heidegebieden, toendra’s en zoutweiden met lage plantengroei.

Hij is evenwel sterk gebonden aan de aanwezigheid van vochtgebieden en open water. Daardoor is de bevolkingsdichtheid in de toendra des te minder, hoe droger deze is.

Zilverplevier

Kiebitzregenpfeifer

De zilverplevier is een enkeling en broedt hoofdzakelijk in het arctische toendralaagland. Het verspreidingsgebied reikt van de oostkust van de Witte Zee tot aan het noordoosten van Siberië, en van Alaska tot aan het Baffineiland.

In het winterhalfjaar verblijft hij aan de zeekusten op uitgestrekte moddervlaktes en zandstranden. Langs de kusten van Midden-Europa is hij meestal in de trektijd te zien.

Vorkstaartplevier

Rotflügelbrachschwalbe

Ideaal zijn door de zon opgedroogde moerassen dicht bij het water. Maar je vindt de vorkstaartplevier ook in droge steppen met verspreide bodemvegetatie.

Het Europese totaalbestand werd bij het begin van de 21ste eeuw op 10.000 tot 18.000 broedparen geschat, waarvan in Spanje ongeveer 4.700 broedparen werden geteld.

Bontbekplevier

Sandregenpfeifer

De bontbekplevier leeft vooral aan de ondiepe, vegetatieloze zeekusten van Midden- en Noord-Europa. Bontbekplevieren overwinteren langs de kusten van West- en Zuid-Europa, op het Afrikaanse continent ten zuiden van de Sahara en in het zuidwesten van Azië.

Strandplevier

Seeregenpfeifer

Het broedgebied van de strandplevier omvat kust- en steppegebieden van Eurazië, van Kaapverdië tot Japan. Hij komt daarnaast voor in Noord-Afrika tot ongeveer in Somalië, in delen van Zuid-Azië en het westen en zuiden van Noord-Amerika, delen van Midden-Amerika en de westkust van Zuid-Amerika.

In de Oude Wereld zijn drie ondersoorten vertegenwoordigd. De nominaatvorm, die in Midden-Europa vrijwel uitsluitend in de omgeving van de Noordzee broedt, heeft een verspreiding, die het noorden van Afrika over Europa tot in het oosten van de Palearctis omvat.

Waadvogels

Koereiger

Kuhreiher

In tegenstelling tot andere Palearctische reigers is de koereiger niet zeer sterk aan water gebonden. Hij vangt ook graag insecten in drogere gebieden zoals akkers en weilanden.

Vaak beweegt hij zich tussen veekuddes. Ook zit hij graag op de rug van grazende dieren. Daarnaast komt hij ook voor in drassige gebieden en op overstromingsvlakten.

Hij sluit zich zeer dikwijls aan bij grote plantenetende zoogdieren of zelfs ploegende boeren.

Sterns

Zwarte stern

Alpenstrandläufer

Het verspreidingsgebied van de zwarte stern is Noord-Amerika en Eurazië. In Midden-Europa is de zwarte stern als broedvogel zeldzaam. Hij is echter als trekvogel regelmatig en gedeeltelijk vaak aan vele binnenwateren te zien.

De zwarte stern is een langeafstandstrekker. De Europese populaties overwinteren langs de kusten van tropisch Afrika.

Grote stern

Brandseeschwalbe

De grote stern leeft aan de Europese kusten van de Noordzee, Oostzee, van de Atlantische Oceaan, Middellandse Zee, Zwarte en Kaspische Zee. In Midden-Europa verblijft de grote stern van maart tot september.

In de winter trekt hij naar Zuid-Europa tot Zuid-Afrika. De grote stern bewoont kusten en kleine eilanden met ondiep water en een overvloed aan voedsel.

Bengaalse stern

Rüppellseeschwalbe

De in Libië broedende individuen overwinteren aan de kust van Noordwest-Afrika. Koningssterns zijn zeldzame zwerfgasten in Europa. Er zijn enkele nesten in Italië en Spanje.

Pijlstormvogels

Kuhls pijlstormvogel

Gelbschnabelsturmtaucher

Kuhls pijlstormvogels zijn trekvogels en leggen zeer lange afstanden over de zee af. In het voorjaar nestelen ze op de rotsen in de Middellandse Zee en Noord-Atlantische Oceaan. Vanaf oktober trekken ze naar de kusten van Noord-Amerika en Afrika, om te overwinteren.

Het geroep van de Kuhls pijlstormvogel kan je ‘s morgens en ‘s avonds horen. Het klinkt klagend of krassend.

Duiven

Zomertortel

Turteltaube

Het verspreidingsgebied omvat grote delen van de westelijke en centrale Palearctis en reikt van Noord-Afrika, het Iberische Schiereiland en Groot-Brittannië naar het oosten over het Nabije en Midden-Oosten tot het noordwesten van China en tot in Mongolië.

Zomertortels zijn alleen verspreid in de warme laagvlakten. Een bijzonder nauwe band met de mensen vertoont de in Noord-Afrika verspreide isabelduif.

Andere

Zwarte ooievaar

Schwarzstorch

Anders dan zijn beter bekende verwant, de witte ooievaar, leeft de zwarte ooievaar meestal verborgen in oude, maar niet te dichte, rijk gestructureerde bossen, loofbossen en gemengde loofbossen met open plekken. Stromende wateren, plassen en vijvers zijn zijn ideaal leefgebied. Ook dicht bij het bos gelegen, vochtige en intensief gebruikte weilanden behoren tot een optimaal habitat voor de zwarte ooievaar.

Zwarte ooievaars zijn erg verstoringsgevoelig en vermijden dus vaak de buurt van menselijke nederzettingen.

Graszanger

Cistensänger

De graszanger maakt in zijn zeer groot verspreidingsgebied vooral gebruik van open, niet te droge gebieden met middelhoge begroeiing, maar ook agrarische gebieden en randgebieden met riet- en biezenbestanden.

Hij geeft de voorkeur aan habitats in de buurt van water.